• Home
  • V1
  • Columns
  • Banen met een imagoprobleem

Banen met een imagoprobleem

bezig met laden...

Scroll down to read more

Veel jongeren dromen van een baan als modeontwerper of stylist. Patroonmaker,

shopmanager en merchandiser zijn minder populair. Shopmanager Bart Bleeker: "Terwijl het plannen, organiseren en leidinggeven juist erg uitdagend is. Het is veel meer dan alleen in de winkel staan."

Wie geen passie heeft voor mode en alleen voor het geld gaat, kan beter advocaat worden

‘s Ochtends heet hij zijn team welkom en neemt de dag door. Daarna werkt hij de dagelijkse administratie weg. “Werkplanningen, het invullen van uren en verkoopcijfers,” zegt Bart Bleeker, shopmanager van WE Zwolle. Hoewel Bleeker van oorsprong grafisch ontwerper is, is hij nu tweeëneenhalf jaar manager van het Zwolse filiaal van modeketen WE. “Na mijn studie werkte ik in een dierenwinkel en in een telecombedrijf, maar mode bleef me altijd trekken. Ik vind het belangrijk er goed uit te zien en interessant dat mode laat zien wie je bent.” Er is altijd wel iets wat hij moet regelen; het coördineren van stijladviezen of het op tijd klaarleggen van acties in de winkel. “Dat is een van de leukste kanten van mijn baan. Door goed te organiseren lopen mijn medewerkers nergens tegen aan en vragen ze mij zelfs: ‘Goh, wat doe je toch al die tijd op kantoor?’.” Ook traint en coacht Bleeker zijn werknemers. “Ik wil ze graag nieuwe dingen leren en hen helpen hogerop te komen.”

Ondanks de uitdagende taken kampt de functie shopmanager met een imagoprobleem. Francina van den Berg, directeur van werving- en selectiebureau Fashion Solution, weet wel waarom. “Het is keihard werken, je hebt grote verantwoordelijkheden en maakt veel uren. En dat voor weinig geld,” zegt ze. “Een goede shopmanager heeft een helikopterview. Dat wordt wel eens onderschat.”

Bleeker weet dat zijn baan een verkeerd imago heeft. “Veel mensen denken dat het eenvoudig werk is waarbij je vooral kleding verkoopt en een beetje ouwehoert in de winkel. Terwijl WE juist hoge eisen stelt.” Een hbo-diploma is een vereiste voor zijn baan, vindt Bleeker. “Maar niet veel hbo’ers willen shopmanager worden.” Ligt dat aan het salaris? “De detailhandel is sowieso geen vetpot. Wie geen passie heeft voor mode en alleen voor het geld gaat, kan beter advocaat worden.” Van medewerkers uit de winkel hoort hij wel eens dat zij blij zijn dat ze niet zoveel verantwoordelijkheden hebben als Bleeker. “Tja,” beaamt hij, “als ’s nachts ineens het alarm afgaat, moet je wel uit bed, maar ik vind die verantwoordelijkheid juist een uitdaging.”

Shopmanager is niet de enige ondergewaardeerde baan in de modebranche. Ook patroonmaker of coupeur is geen vak waar jongeren enthousiast van worden. Iemand die wel passie voor pasvormen heeft is Remie Brons. Hij werkt als patroonmaker bij Jeni Milano, een confectiegroothandel die onder meer werkt voor C&A. In samenwerking met de ontwerper en de klant werkt Brons aan de collectie. Ook discussieert hij mee tijdens het doorpassen. Hij zet maattabellen op en begeleidt de productie naar het buitenland. Via Oilily volgde Brons een interne opleiding voor patroonmaker, terwijl hij eigenlijk van plan was om sportleraar te worden. “Mijn ouders hadden een atelier. Via hen kwam ik bij, het toen nog kleine, Oilily terecht.” Vol nostalgie denkt Brons terug aan de tijd dat patronen nog met de hand gemaakt werden. “Ik kwam naast de coupeur terecht. Een beroep waar je toen nog echt tegenop keek. Ik was een manusje van alles en mocht bijvoorbeeld de voerinkjes knippen.” Het liefst wil hij iets maken dat iedereen goed past. “Dat is natuurlijk onmogelijk. Maar als ik bijvoorbeeld een goedzittende blazer zie, word ik gelukkig. Dan denk ik: ‘ja, dat ziet er mooi uit, dat willen mensen kopen’.” Brons vindt het leuk dat hij in zijn baan veel zelfstandig bezig is. Dat spreekt niet iedereen aan. “Het lijkt geen spannend beroep, want als patroonmaker zit je toch het grootste deel van de tijd achter een computer. Ik vind het juist heerlijk om alleen te zitten, maar ik heet dan ook niet voor niets Remie,” lacht hij.

Het vak van patroonmaker en coupeur is in korte tijd erg veranderd. De productie is verplaatst naar het Verre Oosten, waardoor alleen de basisvorm, de maten en de vergroting nog in Nederland worden bedacht. Volgens Brons is patroonmaker dan ook een uitstervend beroep. “Patronen werden vroeger met de hand gemaakt, om een paspop. Nu het met de computer wordt gedaan, is er vaak sprake van één basisvorm, waar al het andere van wordt afgeleid.” Ook Mariette Hoitink is huiverig dat het beroep patroonmaker uitsterft in Nederland. Hoitink is directeur van HTNK fashion recruitment & consultancy, een bemiddelingsbureau voor de modebrache dat zich ook inzet voor Nederlandse talentontwikkeling. “Goede technici zijn juist zo belangrijk voor een brand of opkomend label,” zegt ze bezorgd. In Nederland worden ook niet veel jongeren opgeleid voor de technische kant van de mode. Om daar verandering in te brengen zit Hoitink in het bestuur van de in oprichting zijnde Meester-coupeuropleiding. “Ook heeft HTNK een lesprogramma ontwikkeld voor academies, zodat studenten eerder in aanraking komen met de specialisaties binnen een modebedrijf. "We laten zien hoe de bedrijfsstructuur is als je voor een merk- of een retailorganisatie werkt. Dat is vaak de eerste keer dat studenten horen welke functies er allemaal zijn. Dan zien ze pas wat er precies om de designer heen gebeurt.”

Ook Francina van den Berg denkt dat onwetendheid bij studenten een grote rol speelt. Dat veel jongeren niet weten wat een functie precies inhoudt, was voor haar reden om vorig jaar het boekje ‘Fashion Sollicitatieboek’ uit te geven. Vooral de functie van shopmanager is volgens haar lastig in te vullen. “Regiomanager is juist wel een gewilde baan. Dat is vrijer en avontuurlijker,” zegt ze. Regiomanager Linda Mesman van Leon, een modeketen met 27 filialen in Nederland en Antwerpen, ervaart het imago van haar baan toch anders. “In mijn omgeving vragen mensen: ‘Wat doe je dan de hele dag? Alleen in de auto zitten?’.” Elke drie weken wil ze bij alle Leon-filialen zijn langs geweest. “Om problemen rond zieke werknemers op te lossen of te praten over de omzet. Dat betekent inderdaad dat ik veel in de auto zit. Alleen maandag is mijn kantoordag.” Dat autorijden doet het imago van regiomanager de das om. “Het reizen gaat bijvoorbeeld niet samen met een gezin. Je kunt niet thuisblijven als je kind ziek is.” Zelf heeft Mesman daar geen last van. “Ik heb geen kinderen en wel een lieve man die veel helpt in het huishouden.” Ook Jeanet van Tol, visual merchandiser bij Leon moet veel reizen voor haar werk. “Bovendien is het ook lichamelijk vrij zwaar. Meestal ben ik ’s middags aan het sjouwen, om de hele winkel om te hangen.” Ondanks dat vindt de winkelstylist haar baan geweldig. “Ik krijg veel vrijheid binnen het bedrijf om creatief te zijn. Ik ben iedere dag in een andere stad en de directie van Leon heeft vertrouwen in me.” Mesman is het daar mee eens: “Leon is een heel leuk familiebedrijf, waar ik niet voor niets al twaalf jaar werk.”

Dit artikel is gepubliceerd in FashionUnited vakblad juni 'Werken in de Mode' special 2010.